Pater Roland Putman, minderbroeder franciscaan,neemt ons mee in de geschiedenis en legt uit op welke manier de kerststal meeris als decoratie onder de kerstboom, maar nog altijd betekenis heeft.
Het is 1223: Sint Franciscus is in het afgelegen Italiaanse dorpje Greccio omdat hij op beeldende wijze de geboorte van Jezus wil vieren. Hij wil met zijn eigen ogen zien onder welke erbarmelijke omstandigheden het Kind Jezus geboren werd. Voor alles is gezorgd om het zo écht mogelijk te doen zijn. Zo echt, dat er zelfs een os van stal is gehaald. In het kloostertje, wat niet meer is dan een grot in de berg, komen enkele broeders samen om de Kerstnacht te vieren. Voor het eenvoudige rotsachtige altaar, wordt wat stro gelegd als kribbe. Als Franciscus het kerstevangelie leest, doet hij dat met welluidende stem. Hij leest met een groot inlevingsvermogen. Telkens als hij het over Jezus heeft, spreekt hij over ‘het Kind van Betlehem’. Hierbij komt de klemtoon zo nadrukkelijk op de ‘Bè’ van Betlehem te liggen, dat je een lam kunt horen blaten. Franciscus doet dit met zo’n overtuiging, dat hijzelf en de aanwezigen worden geraakt door de ontberingen, maar ook door de ontwapende eenvoud waarin het Kind van Betlehem geboren wordt. Franciscus zal hiermee als ‘uitvinder’ van de kerststal de geschiedenis ingaan.
Buiten de leefwereld
Het klinkt misschien theatraal, maar voor Franciscus is het Kerstverhaal van levensbelang. In zijn tijd leeft de persoon van Jezus voor veel mensen niet meer. Voor Franciscus is het duidelijk: Jezus wordt niet alleen geboren in een ver verleden. Hij schrijft: “God wordt onderweg voor ons geboren.” Jezus spreekt ons vandaag aan in de Bijbel, in mensen en in de schepping! Het feit dat mensen zich niet aangesproken voelen, is voor hem heel pijnlijk omdat het betekent dat ze aan God voorbij leven. Franciscus voelt God juist heel dichtbij. Hij ziet Jezus in mensen die arm zijn, melaats of die men als een vreemdeling beschouwd. Jezus, Immanuël, God-met-ons leeft niet in het verleden, maar vandaag in onze eigen wereld. De weg van Kerstmis, nodigt ons uit om te ontdekken hoe God-met-ons leven verbonden is.
Géén lege stal
We hoeven niet tot Kerstmis te wachten om mensen te laten voelen, wat God-met-ons voor ons betekent. Bij God staat ‘ons’ niet tegenover ‘de anderen’, maar mag het letterlijk een onsje meer zijn. We kunnen de vreemdeling gastvrijheid bieden, maar ook de mensen die minder hebben, laten delen in wat ons gegeven is. Als teken daarvan, zien we in een groeiend aantal kerken, dat de Kerststal al gereed is, terwijl de Advent nog amper is begonnen. In plaats van kerstfiguren, verzamelen zich pakketten met levensmiddelen in de stal. Met de voedselbank is afgestemd wat je mensen kunt vragen om te delen, zodat we anderen laten voelen, dat we de komst van God-met-ons, niet zonder hen willen vieren. In een franciscaans Stadsklooster kwamen ook mensen spullen brengen met de opmerking: “Mij zie je niet in de kerk, maar ik wil anderen niet in de kou laten staan en geef ook wat.”
Met lege handen
In de kerstnacht kwamen ook de herders bij de stal. Van hen wordt niet verteld, zoals later bij de magiërs, dat ze iets meenamen. Ze kwamen op het teken af, dat een kind geboren zou zijn, in doeken gewikkeld liggend in een kribbe. Het lijkt maar zo weinig, maar voor de herders was de aanblik van het Kind van Betlehem genoeg, om vol vreugde de Blijde Boodschap uit te dragen. Voor Franciscus was dat ook het wonder van de Kerstnacht: God, die ons met erbarmende ogen aankijkt. Soms lijkt het alsof we in deze wereld iets betekenen als we iets concreets doen, als we iets fysieks geven. In de koude, donkere en eenzame kerstnacht, breekt het licht door in de ogen waarmee God-met-ons vol liefde kijkt.
Zending
Hoeveel mensen in de missie hebben niet datzelfde licht uitgedragen op plekken waar, net als in de Kerstnacht, zoveel mensen zich ontheemd, op de vlucht, eenzaam of ont-recht voelen. Juist op plekken die geteisterd werden door oorlog, onrecht, roofbouw op de schepping en armoede, kozen mensen ervoor om niet te wijken voor het duister van alles wat doods kan zijn. Zij lieten mensen voelen, dat de plek waar zij moesten overleven níét door God verlaten is. Door hun aanwezigheid getuigden zij, dat God mensen niet alleen laat. Zelfs als zij niets meer konden geven, lieten zij door hun aanwezigheid voelen: God is er ook voor jou. Ook in Nederland mogen wij die boodschap met de engelen, de herders, Franciscus en zovelen uitdragen. Ik denk hierbij aan een beeldend verhaal over Moeder Teresa.
Op een dag zag zij hoe een zuster met een ernstig gezicht met voedsel voor de armen zich naar buiten haastte. Moeder Teresa riep haar terug, met de vraag wat zij in Gods’ Naam aan het doen was. De zuster antwoordde dat zij het voedsel naar de mensen moest brengen. Hierop reageerde Moeder Teresa: “Stel dat jij bij die mensen komt, en je kijkt zo streng en serieus; hoe zullen zij zich dan voelen? Zij zullen dan het gevoel krijgen, dat zij voor jou tot zorg en last zijn! Als je gaat, ga dan met een glimlach. Laat de mensen voelen, dat je blij bent hen te zien!”
Het is misschien wel die boodschap van ‘vrede’ die in de Kerstnacht klonk. Geen oppervlakkige boodschap, maar God-met-ons laat voelen, dat Hij er voor ons is én zal zijn! Mogen wij van harte door onze levenswijze die boodschap uitdragen tot vrede en alle goeds.
Pater Roland Putman ofm
Dit artikel verscheen eerder in Missionaire Agenda nummer 2023-4
Kijk ook eens op de website van de minderbroeders franciscanen. Zij geven ook daar uitvoerig aandacht aan 800 jaar kerststal.